Bengel en Barok

Bij deze opdracht moesten we of een engel of een bengel tekenen. Wij hebben gekozen voor de bengel. Het is een meisje geworden met een rode rok en een roden  hanenkam. Dit is ons resultaat:

Dit bengeltje hoort bij de stijle: Barok. De barok is een Europese stijlperiode, zich uitstrekkende van de 17e eeuw tot in de eerste helft van de 18e eeuw, die zijn oorsprong had in Italië en tot uiting kwam in de architectuur, tuinarchitectuur, schilderkunst, beeldhouwkunst, literatuur en muziek. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vroeg-, hoog- en laatbarok. De laatbarok wordt ook wel rococo genoemd.

De eigenlijke start van de barok hangt af van streek tot streek, zo bloeide de barok al veel vroeger in Italië, met name in Rome, terwijl in het noorden de renaissance nog aan het nabloeien was. We kunnen dus zeggen dat in het algemeen de barok duurde van 1575 tot 1750. De stijl bouwt voort op de renaissance, maar slaat snel zijn eigen weg in. In de loop van de tijd ontdekken ook veel heersers het effect van de dramatische barok; zo wordt de stijl benut door het Vaticaan. Door veel pracht en praal te gebruiken in de bouwstijl van de kerken proberen de katholieken die mensen, die overgegaan waren tot het Protestantisme, te imponeren en zo terug te krijgen.

De Spanjaarden exporteerden deze stijl naar de Nieuwe Wereld waar hij gretig onthaald werd om mensen te bekeren. Met vondsten daar kleedden de Spanjaarden hun kerken aan.

In Frankrijk raakt de barok aan het Franse hof in de mode. Lodewijk XIV maakte dankbaar gebruik van deze stijl, die hij leerde kennen dankzij kardinaal Mazarin, om zijn absolutistische ideeën kracht bij te zetten. Hij liet het Kasteel van Versailles bouwen. Met barokke kunst en architectuur werd beoogd het publiek te imponeren; de toeschouwer moest zich nietig voelen bij het betreden van het kasteel. De Franse hofstijl is classicistische barok. De belangrijke Franse barokschilders, Nicolas Poussin (1594-1665) en Claude Lorrain (1600-1682), werkten allebei in Rome.

In de Zuidelijke Nederlanden, onder rooms-katholiek Spaans bewind, was de grootste meester de schilder Peter Paul Rubens. In Italië bestudeerde hij de meesters van de renaissance en vroege barok. Onder invloed van die italiaanse kunst ontstond zijn dynamische stijl met weelderige vrouwen en gespierde mannen. Anthonie van Dijck is zijn meest begaafde leerling. Als hofschilder maakte hij vooral portretten. In de Noordelijke Nederlanden was de barok vooral de kunst van de burgerij en veel minder uitbundig dan in Zuid-Europa vanwege het protestantisme. Dankzij het bloeiende handelsklimaat in het protestantse deel van de Nederlanden ontwikkelde zich vooral de schilderkunst en er ontstonden talloze specialismen, zoals: het historiestuk, schutterstuk, stilleven, genrestuk, zeestuk en landschap. Van de talloze Hollandse meesters was Rembrandt van Rijn (1606-1669) het grootste talent. In Haarlem was Frans Hals (1583-1666) actief.